zaterdag 13 november 2010

De Herbergier

“Waar is mijn stok? Waar heb ik nou toch mijn stok?”, roept Kitty met gespeelde boosheid alsof ze Adriaan Koenen eens een goed pak rammel wil geven. Adriaan had even daarvoor gegrapt dat Kitty zich sinds december vorig jaar een hele ster voelt en daarom maar een opvallende oranje bril heeft gekocht. Toen kwam Kitty namelijk uitgebreid in beeld in een televisiereportage van de KRO over De Herbergier in Arnhem. Dat is de plek waar ik me op deze grijze dinsdagmiddag in november bevind.

De Herbergier is een kleinschalige woonleefgemeenschap voor oudere mensen met geheugenproblemen en dementie. Die wordt geleid door Adriaan Koenen en zijn vrouw Gherina van de Vuurst. Ik ben er op bezoek om een artikel over deze zorgondernemers en hun huis te schrijven in opdracht van de Kamer van Koophandel voor De Ondernemer, een maandelijkse bijlage van De Gelderlander. Zelf wonen ze onder hetzelfde dak. 

De Herbergier is gevestigd in het Nieuwe Land. Dat is de straatnaam, maar die zou ook zo maar kunnen verwijzen naar de manier waarop de bewoners hier begeleid worden. De Herbergier kent geen gesloten afdelingen: tot elf uur ’s avonds kan iedereen in en uit lopen. Je mag opstaan wanneer je wilt en kunt tot één uur ontbijten. Dwangmiddelen en tot apathie leidende medicatie zijn onbekend. Huisdieren zijn er van harte welkom en zonodig laat een medewerker of vrijwilliger het hondje ook nog uit. Familieleden komen op bezoek wanneer ze willen, ze kunnen blijven slapen en mee-eten. Elke dag wordt er vers gekookt in de open keuken waar bewoners kunnen meehelpen als ze dat willen, nadat ze eerder op de dag misschien wel meegegaan zijn om de boodschappen te doen. Met alle respect voor de mensen die er ongetwijfeld ook hun stinkende best doen: kom daar maar eens om in het doorsnee verpleeghuis in Nederland.


Adriaan Koenen en Gherina van de Vuurst

Adriaan heeft me meegenomen naar Kitty om haar ruime appartement te laten zien. We treffen haar aan achter de pc waarop ze patience zit te spelen. Ze is wat de goegemeente misschien een ‘licht geval’ zou noemen. Maar dat maakt het niet minder pijnlijk, integendeel. “Ik heb in de zorg gewerkt, en weet heel goed wat er met me aan de hand is en wat mijn voorland is.” Dat Kitty vanuit Haarlem naar Arnhem ging om te wonen in De Herbergier, zegt genoeg. Adriaan: “Haar familie wilde per se dat ze naar een niet-gesloten instelling zou gaan. Als je haar zou opsluiten zou ze doodgaan, het is echt een vrije geest. Maar zo’n instelling was daar niet te vinden. De zoekcirkel werd steeds groter tot ze in Arnhem uitkwamen.”

Ik weet wel: vanuit journalistiek oogpunt moet je een gezonde afstand bewaren tot het onderwerp waarover je schrijft en zorgen dat je kritisch vermogen intact blijft. Maar jemig, dit huis grijpt me bij de kladden. Vanaf het moment dat je hier binnenstapt voel je direct op onverklaarbare wijze dat het goed zit. Huishond Kees, een goeiige lobbes van een labrador, komt direct op me af en straalt in alles uit dat hij aangehaald wil worden. De blik ronddwalend zie ik een gezellige drukte. Er wordt gepraat, rondgelopen, gekookt, koffie gezet of gepuzzeld. Handen houden elkaar vast, een knuffel hier, een aai over de bol daar. Tijdens mijn interview met Adriaan en Gherina, niet in een steriele kantoorkamer (die is er namelijk niet!) maar in het makkelijke zitgedeelte van de gemeenschappelijke ruimte, komt een mevrouw op Adriaan af. “Hé ben je daar”, zegt hij. “Kom er maar lekker bijzitten, lieverd. Schuif aan, dan hou ik je hand vast.” Waarna hij weer rustig verder gaat met het beantwoorden van mijn vragen. Als een kleinere, tengere dame met een lief grijs koppie binnenkomt, smelt ik. Ze doet me denken aan Tante Tonnie, de liefste tante die ik ooit had en die aan het eind van haar leven ook al ging dementeren. Deze mevrouw, Yvonne, draagt een meisjespop in de armen. Ze zijn onafscheidelijk. En dan is er nog Henk. “Die heeft gewoon elke middag zijn loopje naar het café nodig voor een potje bier, anders kwijnt hij weg. Dus doen we dat.”
Mijn hemel, mocht de dementie me straks in haar greep krijgen, laat het dan alsjeblieft hier zijn.

De televisieuitzending van de KRO – met Kitty en Yvonne - is te zien via deze link: http://player.omroep.nl/?aflID=10384768. Het item begint na 9 minuten en 14 seconden.        
Dit huis in Arnhem is de eerste van inmiddels vijftien Herbergiers in Nederland. De overkoepelende stichting De Drie Notenboomen mikt uiteindelijk op vijftig vestigingen. Zie www.herbergier.nl/arnhem.

donderdag 4 november 2010

Tijdgeest

Ik schaam me. Een week of twee geleden stond een berichtje in de krant van het soort dat om de zoveel maanden een kolom op pagina 11 moet opvullen. Nu eens zijn rokers het lijdend voorwerp, dan weer mensen die een extreme sport beoefenen. Dit keer waren het de mensen met overgewicht. We blijken de samenleving – u dus – heel veel geld te kosten. Nee, maar echt héél véél geld. Aan zorg en zo. Ik voelde me aangesproken.

Ik ben bang dat iedereen zo wel een keer aan de beurt komt. De automobilist kost de schatkist honderden miljoenen per jaar extra, zo blijkt binnenkort. Voetbalsupporters slurpen de politiebudgetten op. Vermaledijde muziekliefhebbers dwingen de gemeente tot een ingrijpende opknapbeurt van het concertgebouw. En die jongeren die tegenwoordig steeds vaker adhd of een ‘aandoening in het autistische spectrum’ lijken te hebben, moeten allemaal een rugzakje hebben. Omdat de samenleving bestaat uit een verzameling menselijke individuen, en niet uit robots die van de lopende band komen, is er verdorie ook altijd wat. Lastig hoor.

Mensen kosten de samenleving inderdaad geld, de een wat meer dan de ander. Maar aan de andere kant brengen ze dat geld zelf ook weer op. De een wat meer dan de ander. Het mooie van Nederland was altijd dat het solidariteitsprincipe een belangrijke pijler van ons maatschappelijk gebouw was. Dat we van elkaar accepteerden dat je in de ene persoon wat meer moet investeren dan in de ander. En dat dat de een soms wat meer geld kost dan de ander. Omdat de samenleving daar uiteindelijk als gehéél beter van zou worden, deden we er niet echt moeilijk over. Dit solidariteitsprincipe is verweven in ons fiscale stelsel. Of moet ik zeggen: was? Solidariteit is ineens een ‘linkse hobby’ en mensen zijn nu vooral economische eenheden. O wee als je baten niet opwegen tegen de kosten…



Het krantenartikeltje zette me wel aan het denken. Ik behoor tot die ene helft van de Nederlandse zzp’ers (zelfstandigen zonder personeel) die niet verzekerd is tegen arbeidsongeschiktheid. Simpelweg omdat zo’n verzekering peperduur is. Van overheidswege is er op dit punt niets geregeld voor zelfstandigen en het lijkt me stug dat het er nog van komt.  
Maar goed, ik kom op een leeftijd waarop de kans dat je iets oploopt groter en groter wordt. Dus vorige week heb ik de knoop toch maar doorgehakt en me met enorm veel tegenzin aangemeld voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Of de verzekeraar me wil hebben, moet ik overigens nog maar afwachten. Telefonisch werd me een lijst met gezondheidsvragen afgenomen. Eerste vraag: komen er in uw directe familie hartklachten voor? Daar ga je al, dacht ik. Want ja, dat was bij moeders het geval en ook broer en zus zijn er niet aan ontkomen. Je kunt dus al bijna uittekenen dat áls de verzekeraar me al accepteert, arbeidsongeschiktheid door hartklachten buiten het verzekerbare pakket zal vallen. Of dat mijn premie nog hoger gaat uitvallen. 

Het solidariteitsprincipe, dat ook een fundament van het verzekeringsstelsel vormt, is leuk en aardig, maar als het de verzekeraar geld gaat kosten treden andere mechanismen in werking. Dat zullen we de komende tijd nog vaak gaan meemaken, dat de dingen anders gaan lopen. Het gezegde ‘Wen er maar aan’ is inmiddels een gevleugelde uitdrukking geworden. Met het idee dat ons land zich ontwikkelt in de richting van een nachtwakersstaat, gaat mij dat in ieder geval niet lukken. Er waart een spook door Nederland. Het is de tijdgeest.