donderdag 30 september 2010

The Visits 2: Galway

Sharon plant haar voeten, gehuld in pumps uit de jaren vijftig, stevig in een lichte spreidstand op de vloer van het vliegtuigje dat ons van Dublin naar Galway zal brengen. Ook al zijn er maar zes, zeven passagiers… niemand weerhoudt haar van wat vandaag haar finest hour moet worden: de safety procedure! De ietwat gezette stewardess is gekleed in een donkerblauw mantelpakje dat ooit de trots van Aer Arann geweest moet zijn, maar dat nu ontsierd wordt door een loshangende zoom van haar onderjurk. Licht snuivend door haar neus wacht ze voor in de cabine het begin van het audiobandje af. Zodra een stem in het Gaelic begint uit te leggen waar zich de nooduitgangen bevinden, begeleidt Sharon de spreekster van dienst met ferme armgebaren. Maar óók met een ontwapenende glimlach. Ze weet dat ze een toneelstuk opvoert maar heeft er duidelijk zin in. Reisgenoot Bart en ik kunnen met moeite een aanval van slappe lach onderdrukken.
Galway ligt aan de ruige Atlantische kust maar dan wel in de luwte van Galway Bay. Het stadje is de uitvalsbasis voor een bezoek aan Connemara in het noorden of The Burren in het zuiden. Bart en ik gaan er echter heen voor Galway zelf. Gewoon om te ontdekken hoe de Guinness hier smaakt (standaardreactie in Nederland: vind je dat nou écht lekker…? Ja, dus, zelfs een goede Belgische trappist kan er niet tegenop). En om te zien of het full Irish Breakfast ook hier met die heerlijk vieze worstjes geserveerd wordt. Maar uitgerekend in Galway word ik gevloerd door een koortsige griep. Ontbijten sla ik over en van de Guinness komt ook al niets. Mijn belangrijkste activiteit is het bestuderen van de hotelkamer.
Het Eyre Square Hotel is zo’n typisch stadshotel in verval. De vloerbedekking in de lobby is vaal en gerafeld, en er hangen allerlei luchtjes die je elders niet meer tegenkomt. Zo zijn er nog kamers voor rokers terwijl de etensgeuren uit de keuken via allerlei onhandig geplaatste afvoerpijpen hun weg zoeken door de talloze gaten en kieren. In de lobby, waar ik af en toe heen ga omdat er een wifi-verbinding beschikbaar is (dat dan weer wel), verzamelen zich steeds meer vrouwen in feestelijke kleding. Glanzende rokken, schoenen met hoge hakken waarop de enkels net iets te vaak omzwikken en walmen van goedkope parfums. Het hotel is, samen met de aanpalende bar, gespecialiseerd in vrijgezellenfeesten. Toe maar, dat kan er ook nog wel bij. Bij vrouwen heet zoiets een ‘hen party’. Vandaar de uniforme zwarte t-shirts met de verheffende tekst: 20 hens, 1 chick, no cocks.
Een heel enkele keer kan ik het opbrengen Bart even te vergezellen tijdens een wandelingetje door het centrum. En dan gebeurt het: als Ierland-fanaat walg ik van het ene op het andere moment van de wansmaak die ik in de straten aantref. Die net iets te lelijke boersige koppen, de treurige schooluniformpjes van te dikke jongens en meisjes, de zoveelste straatmuzikant die The Town I Loved So Well loopt te blèren, de kindmoedertjes achter de kinderwagens met de volgende duidelijk zichtbaar alweer op komst. En het feit dat de nog altijd oppermachtige katholieke kerk in Ierland daar nog steeds medeverantwoordelijk voor is. Het is voor de grieperige mens even meer dan hij kan verdragen.
Nu, terug in Nederland, terwijl de griep bijna verslagen is, verlang ik maar naar één ding: happen in de creamy head van een vers getapte Guinness. O ja, en naar Sharon natuurlijk. Galway: ik kom het overdoen hoor!

dinsdag 14 september 2010

The Visits 1: Pontypridd

Cardiff Central Station op een vroege zaterdagavond, september 2009. Het treintje naar Treherbert brengt ons – drie vrienden en ondergetekende die elk jaar zomaar een stad(je) in het Angelsaksische deel van Europa bezoeken - naar niets minder dan Pontypridd. Het is een introvert stadje op een mijl of twintig van de hoofdstad van Wales waar nooit iets gebeurt. Behalve vanavond dan. Want (niemand weet hoe het kan, maar het ís zo) er treden twee bands van naam op in het Muni Arts Centre. Dat willen we wel eens zien. En horen.
We komen het Americana-festivalletje op het spoor aan The Hayes in Cardiff. Daar zetelt Spillers. Het eenvoudige, maar o zo historische winkeltje wordt al jarenlang bedreigd door projectontwikkelaars met megalomane bouwplannen. Spillers claimt de oudste platenzaak van de wereld te zijn. In 1894 kon je er de eerste fonograaf kopen, nu zijn het de cd’s van The Killers, Interpol of lokale helden als The Manic Street Preachers en Huw M. En concertkaartjes dus.
Voor The Willard Grant Conspiracy en Richmond Fontaine. De moeite alleszins waard, zo lijkt het. Zeker na onze ontnuchterende ervaring, een dag eerder. Toen bezochten we – bij gebrek aan beter – een concert van… eh… tja… nou ja… ik zeg het maar gewoon… Engelbert Humperdinck. Ja, die bestaat dus nog. Een avondje camp leek ons wel leuk. We rekenden op vrouwen die spannende slipjes naar het podium zouden gooien, maar Engelbert kon niet tippen aan Tom Jones. Bosjes rode rozen aan het eind van de voorstelling, dat was het hoogst haalbare voor Engelbert.

Spillers in Cardiff: heerlijk winkeltje met liefde voor het vak.
In de trein zit een roodharig joch met sproeten, een soort van Wayne Rooney op zijn 16e, hij woont in het mysterieuze stadje. Maar waarom nemen buitenlanders – zijn we misschien Noren? – in hemelsnaam de trein naar Pontypridd? Waarbij het opvalt dat hij van de twee laatste letters een zachte slisklank maakt, als in ‘teeth’. De knul zal straks ongetwijfeld het burgermansplaatsje ontvluchten, maar nu kan hij ons gelukkig nog uitleggen waar we het Muni kunnen vinden. De weidse armgebaren doen een pittige wandeling vermoeden, maar al na vijf minuten staan we voor een schattig kerkje waarvoor Pontypridd kennelijk niet meer genoeg gelovigen in de aanbieding heeft. Ook dat nog. Omgebouwd dus maar. Tot ‘Arts Centre’.
Vooraf willen we er een simpele maaltijd gebruiken maar het restaurantje van het Muni is deze avond helemaal gereserveerd voor de muzikanten. Bij terugkeer, rond achten, blijken lieve, grijze vrouwtjes (die bij Engelbert in de zaal hadden kunnen zitten) er koffie te schenken. ‘Milk’s over there, love’. De entourage doet denken aan het patronaat uit mijn jeugd. Naar de film om de doodsaaie zondagmiddag door te komen, meestal met Laurel & Hardy, met bekertjes chocolademelk in de hand. Aandoenlijk kleinschalig allemaal. The Willard Grant Conspiracy en vooral Richmond Fontaine voelen zich er wel bij en spelen relaxed en ingetogen terwijl ze tussen de nummers door volop praten met het publiek. Dat er al even relaxed bijloopt. Want dat kan in het lang niet volgepakte zaaltje.
Het 'Muni'
Een wat kabbelende avond waarvoor de lokale jeugd niet te porren is. Die zien we na afloop in de trein terug naar Cardiff. Ondanks de kou stappen hevig opgemaakte meisjes van 17, 18 jaar in ultrakorte en flinterdunne verpleegsterpakjes en andere uniformpjes - die hier kennelijk het beeld van het uitgaansleven bepalen - de trein in. Om vier mannen van middelbare leeftijd in complete verwarring en met de nodige gène op Cardiff Central achter te laten.
Dit is deel 1 van een tweeluik. Volgende keer: Galway

maandag 6 september 2010

Wind Tegen

Een aftandse zwarte ringband – een klapper met zo’n vreselijk mechaniek dat ieders wijsvinger wel eens te grazen heeft genomen - staat al jarenlang stof te verzamelen in mijn elpeekast. Hij stamt uit de tijd dat de Eindhovense bieb net met een fonotheekafdeling begonnen was. Een snelgroeiende berg cassettes was het resultaat. Want wat was het een feest om zomaar elpees te kunnen opnemen die natuurlijk niemand in mijn directe omgeving zélf had: mijn smaak was immers veel te buitenissig, zo matigde ik mijzelf aan.

Vraag me niet waarom, maar ik had toen de gewoonte om van al die opgenomen elpees ook zoveel mogelijk teksten en credits te verzamelen. Soms door fotokopieën te maken van binnenhoezen, soms door op een typemachine gewoon alles op a4’tjes over te tikken wat er maar te melden viel. Dat een plaat in de Townhouse Studios was opgenomen (Black Sea van XTC), dat de tenor sax door ene Eric Clark werd verzorgd (IV Rattus Norvegicus van The Stranglers) of dat de engineer op Gram Parsons album GP Hugh Davies was (samen met Ed Barton natuurlijk)… ik zou en moest het allemaal weten en bewaren voor het nageslacht. Dat er niet kwam en ook niet meer zal komen. 

Alles kwam terecht in die zwarte map. Een paar dagen geleden bladerde ik er weer eens doorheen, terwijl ik luisterde naar een van de albums die daarin een plaatsje kreeg: 'Wind Tegen' van Wolverlei. Ik weet nog dat de plaat me destijds danig van mijn stuk bracht. Ik was net bezig de Engelse en Ierse folkscene te verkennen – Fairport Convention, Fotheringay, Steeleye Span, Planxty – toen Wolverlei zich presenteerde als een vaderlandse evenknie! Het album wist me feilloos mee te nemen naar middeleeuwse landschappen, naar kastelen, jonkvrouwen met zo'n sluier aan de puntmuts en naar edele ruiters op dito viervoeters die lieflijke beekjes overstaken te midden van groene heuvels. Ook de Leidse Broodsteen of de overhemdboordjes van ene Piet Leander werden bezongen ('Slappen en Stijven') terwijl het album daarnaast de nodige instrumentale juweeltjes kende. Of dat nog niet genoeg is, ook nog een prachtige bewerking van Eric Bogle’s beroemde anti-oorlogslied No Man’s Land dat bij Wolverlei ‘14-18’ heet. Geen idee wat er van de bandleden geworden is, behalve dan van Rens van der Zalm die al jarenlang de muzikale begeleider is van cabaretier Youp van ’t Hek.

Wind Tegen is een van die vergeten albums uit de Nederlandse popmuziek die je tevergeefs in de platenzaak zult zoeken. Wie hem toch wil hebben, kan terecht bij het onvolprezen Fonos.nl. Dat is een onderdeel van het Instituut voor Beeld en Geluid dat er een eer in schept om vergeten parels speciaal voor jou op een cd te zetten. Voor zo’n twintig euro plus wat verzendkosten krijg je hem thuisgestuurd. Geen geld voor een reis terug in de tijd.