Och gossie, weer zo’n Eindhovenaar met een Calimero-complex die zich tekortgedaan voelt? Tja, (oud-)Eindhovenaar ben ik, daar kom ik niet onderuit. Maar dat betekent niet automatisch dat ik PSV blindelings volg. Mijn relatie met de club kent de nodige nuances, ook al stond en staat het stadion in Strijp, het stadsdeel waar ik ben opgegroeid. Alleen: Brabantia kwam daar ook vandaan. Dat was de club waar mijn vader Frans en zijn broer Piet in de jaren dertig niet onverdienstelijk voetbalden. Ome Piet speelde in het team dat zelfs nog twee maal landskampioen werd van ‘de katholieke bond’, een keer na een historische wedstrijd in en tegen Volendam in 1935 (3-7, als ik me niet vergis).
Maar juist in die tijd vertrokken talloze veelbelovende talenten van Brabantia naar PSV. Dat had namelijk de ideale package deal in huis: spelen bij de club betekende meestal ook een baan bij Philips. In die crisisjaren kon ‘d’n Brab’ daar natuurlijk niet tegenop. Het zou me niet verbazen als er nog altijd oude Strijpenaren met een Brabantia-hart rondlopen die daarom niets van de Putjes Scheppers Vereniging (ook die bijnaam deed de ronde) moeten hebben.
Brabantia in de jaren dertig. Ome Piet staat rechts van de keeper met pet. |
Maar juist in die tijd vertrokken talloze veelbelovende talenten van Brabantia naar PSV. Dat had namelijk de ideale package deal in huis: spelen bij de club betekende meestal ook een baan bij Philips. In die crisisjaren kon ‘d’n Brab’ daar natuurlijk niet tegenop. Het zou me niet verbazen als er nog altijd oude Strijpenaren met een Brabantia-hart rondlopen die daarom niets van de Putjes Scheppers Vereniging (ook die bijnaam deed de ronde) moeten hebben.
Ook ik begon mijn voetbalcarrière bij Brabantia. Maar na een wedstrijd of tien eindigde die alweer door een onmiskenbaar gebrek aan talent. Daardoor kon ik rond mijn elfde, twaalfde zonder al te veel schuldgevoel overlopen naar PSV of ‘Philips’ zoals mijn moeder de club tot haar dood bleef noemen. PSV was bezig aan een opmars en aan het begin van de jaren zeventig liepen er spelers rond om je vingers bij af te likken: Willy van der Kuijlen, Jan van Beveren, Bengt Schmidt Hansen (‘Zoef Zoef’) en mijn held uit die tijd: Ralf Edström.
De boomlange Zweed met zijn enorme bakkebaarden grossierde in sierlijk spel en prachtige doelpunten. Bij dit PSV was ik in 1973 getuige van een andere 10-0: tegen Go Ahead Eagles. (Overigens: Ralf Edström is nu commentator voor de Zweedse radio en noemt zijn periode bij PSV zelf ook de mooiste uit zijn leven; zie een interview met de legendarische speler, die nog steeds bijna vloeiend Nederlands spreekt, op http://www.youtube.com/watch?v=gs4E2csg5gE)
Ralf Edström in 1974. |
Maar als je gaat puberen, wordt het tijd voor rebellie. Tegen het grootkapitaal in dit geval. En dus zocht ik mijn heil bij eerstedivisieclub EVV Eindhoven. Raar eigenlijk: een volksclub maar dan uit het veel verder weg gelegen stadsdeel Stratum waar toch ook de nodige ‘kak’ woonde. Het clubje aan de Aalsterweg wist in die jaren nog te promoveren ook. Ik zie nog het spandoek voor me tijdens de beslissende nacompetitiewedstrijd tegen Groningen: ‘PSV, WIJ KOMEN’. Dat klopte. Maar na een seizoen of drie gíng EVV ook weer.
En nu? Mijn hart klopt lang niet meer zo hard voor voetbal als toen. Ik volg de competitie, maar niet fanatiek. Maar het doet me nog altijd goed als PSV wint, vooral als de blaaskaken uit Amsterdam en Rotterdam op hun nummer worden gezet. Kortom, dit was weer een topweekend. Kinderachtig? Natuurlijk! Maar daar zijn we toch man voor?